Oorlogskruis 71 jaar na dood KNIL-militair
Geplaatst: di 26 jan 2016, 14:58
Geen NNG veteraan, maar wel een onderscheiding die heel lang op zich heeft laten wachten:
DEN HAAG ·Als jonge cadet vocht hij tegen de Japanners. In krijgsgevangenschap vond hij de dood toen het helleschip waarop hij zat, werd geraakt door een Britse torpedo.
Nu, ruim 71 jaar na zijn dood, krijgt de Indonesische KNIL-militair André Henri Mantiri alsnog het mobilisatie-oorlogskruis.
Verzoening was het passende woord bij de erewacht die gisteren klaarstond in het ceremoniële uniform van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Ze stonden daar
voor de ontvangst van Herman Mantiri, luitenant-generaal van het Indonesisch leger, Andrés jongste broer en inmiddels een krasse oude baas. Als voormalige vijand
kreeg hij de onderscheiding overhandigd die zijn broer nooit heeft kunnen ontvangen, een broer bovendien die juist vóór de Nederlanders vocht.
Na de Duitse bezetting besloot Nederland ook een Koninklijke Militaire Academie (KMA) op te richten op Java. De cadetten waren Nederlands, Chinees, en Indonesisch.
Een van hen was de toen 20-jarige André Mantiri. Jaargenoten van hem zouden in de strijdkrachten van de jonge republiek Indonesië een grote rol spelen.
Toen de oorlog ook in Indië uitbrak en de Japanners de luchtaanvallen opvoerden, konden de cadetten aan de bak. Mantiri nam deel aan de gevechten in de Tjiterpas, nabij Bandung.
De compagnie leed het ene verlies na het andere en restte een laatste verdedigingslinie bij een driesprong.
Een peloton mitrailleurs en de jonge honden van de KMA, dat was het wel zo’n beetje. Ze wisten meerdere compagnieën Japanners terug te dringen, maar uiteindelijk was er geen
houden meer aan.
Na de oorlog was het oordeel over de cadetten dat zij ’steeds op rustige doch vastberaden wijze hun plicht gedaan hadden, ondanks voortdurende bombardementen, ondanks grote vermoeienis, ondanks koude en ondanks zeer onvoldoende eten en ondanks vrij onvolledige geoefendheid’.
Mantiri werd krijgsgevangen genomen en belandde op één van Japans helleschepen, de Junyo Maru, berucht om z’n ontberingen en wreedheden. De bestemming Sumatra, voor dwangarbeid aan de spoorlijn, bereikte Mantiri nooit. Op 18 september 1944 vuurde een Britse onderzeeër twee torpedo’s op het vrachtschip af, niet wetende dat het een
transportschip vol werkslaven was. Zo’n 4000 Javaanse dwangarbeiders en 1420 geallieerde krijgsgevangenen vonden de dood. Eén van hen was André Mantiri.
Minister Hennis (Defensie) overhandigde het oorlogskruis aan de jongste broer van André. „Nederlanders en Indonesiërs stierven zij aan zij”, zo troostte Hennis hem, zijn
broer en zus Mantiri, alle drie speciaal naar Den Haag gekomen om het eerbewijs van de oudste broer in ontvangst te nemen. Er volgde een minuut stilte, waarop Andrés jongste broer Herman, al sinds 1995 gepensioneerd, de plechtigheid doorbrak met anekdotes en een glas wijn. Zijn broer vond ooit zijn einde op een helleschip, maar was dik 71 jaar later alsnog in de soldatenhemel beland.
Wil je het hele artikel lezen zoals het in De Telegraaf stond, dan kun je de pdf downloaden:
DEN HAAG ·Als jonge cadet vocht hij tegen de Japanners. In krijgsgevangenschap vond hij de dood toen het helleschip waarop hij zat, werd geraakt door een Britse torpedo.
Nu, ruim 71 jaar na zijn dood, krijgt de Indonesische KNIL-militair André Henri Mantiri alsnog het mobilisatie-oorlogskruis.
Verzoening was het passende woord bij de erewacht die gisteren klaarstond in het ceremoniële uniform van het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL). Ze stonden daar
voor de ontvangst van Herman Mantiri, luitenant-generaal van het Indonesisch leger, Andrés jongste broer en inmiddels een krasse oude baas. Als voormalige vijand
kreeg hij de onderscheiding overhandigd die zijn broer nooit heeft kunnen ontvangen, een broer bovendien die juist vóór de Nederlanders vocht.
Na de Duitse bezetting besloot Nederland ook een Koninklijke Militaire Academie (KMA) op te richten op Java. De cadetten waren Nederlands, Chinees, en Indonesisch.
Een van hen was de toen 20-jarige André Mantiri. Jaargenoten van hem zouden in de strijdkrachten van de jonge republiek Indonesië een grote rol spelen.
Toen de oorlog ook in Indië uitbrak en de Japanners de luchtaanvallen opvoerden, konden de cadetten aan de bak. Mantiri nam deel aan de gevechten in de Tjiterpas, nabij Bandung.
De compagnie leed het ene verlies na het andere en restte een laatste verdedigingslinie bij een driesprong.
Een peloton mitrailleurs en de jonge honden van de KMA, dat was het wel zo’n beetje. Ze wisten meerdere compagnieën Japanners terug te dringen, maar uiteindelijk was er geen
houden meer aan.
Na de oorlog was het oordeel over de cadetten dat zij ’steeds op rustige doch vastberaden wijze hun plicht gedaan hadden, ondanks voortdurende bombardementen, ondanks grote vermoeienis, ondanks koude en ondanks zeer onvoldoende eten en ondanks vrij onvolledige geoefendheid’.
Mantiri werd krijgsgevangen genomen en belandde op één van Japans helleschepen, de Junyo Maru, berucht om z’n ontberingen en wreedheden. De bestemming Sumatra, voor dwangarbeid aan de spoorlijn, bereikte Mantiri nooit. Op 18 september 1944 vuurde een Britse onderzeeër twee torpedo’s op het vrachtschip af, niet wetende dat het een
transportschip vol werkslaven was. Zo’n 4000 Javaanse dwangarbeiders en 1420 geallieerde krijgsgevangenen vonden de dood. Eén van hen was André Mantiri.
Minister Hennis (Defensie) overhandigde het oorlogskruis aan de jongste broer van André. „Nederlanders en Indonesiërs stierven zij aan zij”, zo troostte Hennis hem, zijn
broer en zus Mantiri, alle drie speciaal naar Den Haag gekomen om het eerbewijs van de oudste broer in ontvangst te nemen. Er volgde een minuut stilte, waarop Andrés jongste broer Herman, al sinds 1995 gepensioneerd, de plechtigheid doorbrak met anekdotes en een glas wijn. Zijn broer vond ooit zijn einde op een helleschip, maar was dik 71 jaar later alsnog in de soldatenhemel beland.
Wil je het hele artikel lezen zoals het in De Telegraaf stond, dan kun je de pdf downloaden: