Wreed Paradijs door Carl Hoffman
Geplaatst: di 06 okt 2015, 13:22
Carl Hoffman
Wreed Paradijs
ISBN: 9789046819838
Amsterdam, Uitg. Nieuw-Amsterdam, 368 pag. (€ 24,99)
Koppensnellers, kolonialisme en de mysterieuze verdwijning van Michael Rockefeller in Nederlands Nieuw-Guinea.
‘Het zal me wel lukken,’ zei Michael Rockefeller, telg uit de puissant rijke Amerikaanse familie, tegen zijn medereiziger René Wassing toen in 1961 bij Nederlands Nieuw-Guinea hun boot omsloeg. En hij zwom naar de kust. Michael was daar op expeditie voor het toenmalige Museum of Primitive Art in New York, opgericht door vader Nelson Rockefeller, gouverneur van de staat New York en presidentskandidaat. Michael werd nooit teruggevonden. Werd hij gedood door leden van de Asmatstam of opgegeten door krokodillen?
Carl Hoffman startte vijftig jaar later een uitgebreid onderzoek. Hij bestudeerde onder meer honderden brieven en memo’s van de Nederlandse regering en de rooms-katholieke kerk en sprak in de jungle met ooggetuigen van toen. Hoffman komt in dit boek met een aantal opzienbarende ontdekkingen, onder meer over de rol van Nederland als kolonisator, toen Joseph Luns minister van Buitenlandse Zaken was.
Wreed paradijs is een spannend en fascinerend verslag van de clash tussen twee beschavingen, en vormt een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse koloniale geschiedschrijving.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Dagblad Trouw van 06 oktober 2015
De Rockefeller-zaak moest in de doofpot door Meindert van der Kaaij
Hoe kwam de Amerikaanse miljardairszoon Michael Rockefeller in Nieuw-Guinea aan zijn einde? Journalist Carl Hoffman ontdekte een kwestie die de Nederlandse regering het liefst verzweeg.
Vlak nadat twee Papoea-gidsen met het bericht waren gekomen dat Michael Rockefeller ergens voor de kust van Nieuw-Guinea op zijn omgeslagen boot dobberde, sloeg bij het Nederlandse bestuur de paniek toe. Het was november 1961 en Nederland deed zijn best om Nieuw-Guinea als kolonie te behouden. Slechts nieuws konden ze niet gebruiken. Gouverneur Pieter Platteel liet boten, vliegtuigen, mariniers en politie uitrukken om op zoek te gaan naar de drenkeling.
Deze 23-jarige Rockefeller was niet zomaar iemand. Hij was de jongste zoon van Nelson Rockefeller die weer een kleinzoon was van de puissant rijke oliemagnaat John Rockefeller. Nelson was op dat moment nog gouverneur van New York en zou later vice-president van de VS worden - onder Gerald Ford.
De vader was er eigenlijk de oorzaak van dat Michael terechtkwam in die eindeloze moerassen van een van de buitenwereld afgesloten eiland waar de bewoners al tienduizend jaar op dezelfde manier hun leven leidden. Hij opende in 1957 met veel glamour het Museum of Primitive Art, dat inmiddels is opgedoekt. Zoon Michael, die net zo geïntrigeerd door deze kunst was als zijn vader, kwam in het bestuur en nam de taak op zich het museum te voorzien van voorwerpen.
Hij correspondeerde daarvoor met Adriaan Gerbrands, toen adjunct-directeur van het Museum van Volkenkunde in Leiden die net een expeditie achter de rug had in het gebied van de Asmat. Dat was, zo schreef Gerbrands aan hem, een volk van jagers en koppensnellers die schitterende voorwerpen van houtsnijwerk maakten. Michael raakte ervan overtuigd dat hij naar de Asmat moest gaan.
Avondje koppensnellen
Nederlandse autoriteiten lieten hem bijstaan door antropoloog René Wassing, bestuursambtenaar en de taal van de Papoea's machtig. Zijn eerste expeditie was behoorlijk succesvol, misschien wel te. In ruil voor tabak, kleding, messen en ijzeren bijlen kreeg hij schilden en zogeheten bisj-palen, maar ook beschilderde schedels. Ambtenaren zagen een flinke toename in de handel van vooral beschilderde menselijke hoofden. Er kwam zelfs een verzoek om 'voor één avond' te mogen koppensnellen. Dat werd afgewezen.
Op een van de laatste dagen van de expeditie ging het fout. De twee mannen waren met twee jonge gidsen in een soort catamaran op weg naar het dorp Atsj. Een golf water had de motor onklaar gemaakt, waardoor de boot stuurloos raakte en omsloeg. De gidsen doken het water in om hulp te halen.
De catamaran werd een dag later door vliegtuigen gespot, maar alleen met Wassing erop. Aan boord van het vaartuig dat hem uit zee oppikte, vertelde hij dat Michael op een gegeven moment besloot om naar de kust te zwemmen. De 23-jarige Amerikaan kleedde zich tot zijn onderbroek uit, bond twee lege benzinetanks aan zijn canvas legerriem vast en liet zich in zee zakken. Wassing durfde het niet aan en bleef zitten.
Nog voor Wassing weer in de bewoonde wereld arriveerde, was vader Nelson Rockefeller in een gecharterde Boeing 707, tot de nok toe gevuld met verslaggevers, op weg naar Nieuw-Guinea. In het toestel zat ook Mary, de tweelingzus van Michael. President Kennedy had een telegram met zijn medeleven gestuurd en bood aan om de Zevende Vloot te laten helpen. Even had de hele wereld zijn ogen gevestigd op het anders zo anonieme Nieuw-Guinea.
De zoekacties leverden, afgezien van de vondst van een lege benzinetank die waarschijnlijk van Michael afkomstig was, niets op. Negen dagen na de vermissing van Michael keerden vader en zus gedesillusioneerd terug naar de VS. De Nederlandse staatssecretaris Theo Bot maakte bekend dat er geen hoop meer was dat de man nog in leven was.
De Amerikaanse journalist Carl Hoffman hoorde van het verhaal toen hij in de jaren tachtig zijn in Jakarta wonende vader opzocht. "Het mysterie is me de rest van mijn leven bijgebleven. Is hij verdronken, opgegeten door haaien of - die geruchten gingen toen - had hij zich bij een stam aangesloten? Uiteindelijk besloot ik om uit te zoeken wat er met Michael is gebeurd", zegt hij in een telefonisch interview. De zogeheten 'smoking gun' heeft Hoffman tijdens zijn tweeënhalf jaar durende zoektocht niet gevonden.
Maar de lezer die het boek dichtslaat, kan niet ontkomen aan de conclusie dat Michael Rockefeller in de ochtend van 20 november 1961 door een groep van vijftig man uit het dorp Otsjanep uit zee is gevist en vervolgens werd vermoord en opgegeten.
"Het is een gruwelijk verhaal", zegt Hoffman, "maar daardoor niet minder waar." Belangrijke bronnen voor deze lezing zijn de verslagen van twee Nederlandse paters die in die jaren als missionarissen in Nieuw-Guinea verbleven. Hubertus von Peij kreeg ongeveer een maand na de verdwijning van Rockefeller vier Papoea's op bezoek. Zij wilden wat opbiechten.
Op een ochtend zagen zij, gezeten in hun prauwen, in het water iets bewegen. Eerst dachten zij dat het een krokodil was, maar even later bleek het een tuan te zijn, een blanke man, die op zijn rug zwom en naar hen zwaaide. In de boten ontstond ruzie over de vraag wat zij met hem aan moesten. Voordat die beslecht was had een van de mannen, Pep, de man een speer tussen zijn ribben gestoken. Even later hebben ze hem gedood en een groot vuur gemaakt.
Von Peij vroeg hen naar de kleren die hij droeg. Dat was een vreemde korte broek die zij nog nooit hadden gezien, eentje zonder zakken. Een onderbroek dus. Waar is zijn hoofd, wilde de pater weten. Die hing bij Fin thuis. Een dijbeenbot lag bij Pep, de ander bij Ajim. De botten waren over de mannen verdeeld.
Ruim vijftig jaar later kon Von Peij in zijn Tilburgse woning Hoffman uitleggen hoe overweldigd hij zich voelde toen hij dit hoorde. Hij schreef een rapport en stuurde dat naar apostolisch vicaris Tillemans, de hoogste katholieke geestelijke op Nieuw-Guinea. Die drong erop aan dit aan niemand te vertellen.
Er was bovendien een andere pater, Kees van Kessel, die via andere wegen precies hetzelfde te horen kreeg. Ook hij maakte een rapport en toen hij het verhaal van collega Von Peij hoorde, schreef hij een brief naar het Nederlandse bestuur van het eiland. Hij schreef met hoofdletters: Het is zeker dat Michael Rockefeller is vermoord en opgegeten door Otsjanep. Heel interessant is dat hij ook het motief voor de moord meldde. "En daar werd het pijnlijk voor Nederland", zegt Hoffman.
De aanleiding voor de moord lag in een gebeurtenis van vier jaar daarvoor. De dorpen Otsjanep en Omadesep lagen al sinds mensenheugenis met elkaar in de clinch, op een vrij bloederige manier. In 1957 was het echter uit de hand gelopen, zo vond Max Lapré, werkzaam bij de politie. Lampré was een telg uit een familie die sinds de zeventiende eeuw in Nederlands-Indië had gewoond. Hij was een ouderwetse bestuurder die geen afscheid had kunnen nemen van de koloniale wereld.
De geesten tevreden stellen
Met een groep politiemannen reed hij naar Otsjanep om de daders van de laatste slachtpartij een lesje te leren. De confrontatie liep geheel uit de hand. Vijf Papoea's werden gedood door kogels. Schrijver Hoffman woonde voor zijn boek een maand in Otsjanep en begreep toen wat een schok die kogels teweeg hadden gebracht. "Het doden van elkaar heeft te maken met het tevreden stellen van de geesten in hun wereld. Het is belangrijk dat er tussen de dorpen een balans is. Dat de blanken gingen moorden begrepen zij niet, zeker niet met kogels. De geesten van die vijf vermoorde mannen doolden ergens rond. Hoe moesten zij dat herstellen? Door het ritueel doden van Michael Rockefeller."
Van Kessel en Von Peij kregen te horen dat zij moesten zwijgen over hun ontdekkingen. Van Kessel, die een moeilijke man werd gevonden, moest spoedig terugkeren naar Nederland. Toch leek een van de andere geestelijken op het eiland zijn mond voorbij te hebben gepraat. In de VS verschenen stukken in kranten dat Rockefeller mogelijk was opgegeten door kannibalen.
Dat was het moment dat de toenmalige minister van buitenlandse zaken, Joseph Luns, op het toneel verscheen. Hij kreeg vragen hierover van onder anderen de familie van Michael. Alles was tot op de bodem uitgezocht, beweerde Luns. De ontkenningen haalden overal in de wereld de kranten, dit tot grote opluchting van Luns.
Hij zat immers met een probleem. In november 1961 trachtte Nederland nog uit alle macht om Nieuw-Guinea binnen het koninkrijk te houden, terwijl de Verenigde Naties en de VS vonden dat het eiland naar Indonesië moest. Luns poogde de wereld ervan te overtuigen dat het eiland bij Nederland in goede handen was en dat het beschavingsoffensief zijn vruchten afwierp. Verhalen over koppensnellende kannibalen en een ambtenaar die op koloniale wijze huishield in een dorp, bracht dat idyllische beeld in gevaar. De zaak moest in de doofpot.
Nederland stelde hierna nog wel een onderzoek in onder leiding van Wim van de Waal. Hij vertelde Hoffman een halve eeuw later dat hij met dezelfde bevindingen als de twee paters terugkwam. Hij kreeg de daders zelfs zo ver dat zij hem meenamen in de jungle en daar Rockefellers botten en schedel opdelfden.
Tegen die tijd hing het voortbestaan van de kolonie aan een zijden draadje. "Van de Waal vertelde dat hij werd teruggeroepen uit het dorp", zegt Hoffman. "Hij hoefde geen rapport op te maken. De zak met lichamelijke resten heeft hij overgedragen, niet wetende wat daarmee is gebeurd. In de Nederlandse archieven heb ik niets van het werk van Van de Waal teruggevonden."
Nooit heeft de Nederlandse regering contact opgenomen met de familie Rockefeller over het echte verhaal van Michael, ook niet nadat eind 1962 Nederland het bestuur van het eiland aan de VN had overgedragen. Hoffman zegt dat hij contact heeft gezocht met Mary, de tweelingzuster. "Ik zocht contact, maar heb nooit wat van haar gehoord. Ik denk dat zij vasthoudt aan de optie dat haar broer is verdronken. Ik begrijp dat wel."
http://www.nieuwamsterdam.nl/wreed-para ... hYh9UKtuSo
Wreed Paradijs
ISBN: 9789046819838
Amsterdam, Uitg. Nieuw-Amsterdam, 368 pag. (€ 24,99)
Koppensnellers, kolonialisme en de mysterieuze verdwijning van Michael Rockefeller in Nederlands Nieuw-Guinea.
‘Het zal me wel lukken,’ zei Michael Rockefeller, telg uit de puissant rijke Amerikaanse familie, tegen zijn medereiziger René Wassing toen in 1961 bij Nederlands Nieuw-Guinea hun boot omsloeg. En hij zwom naar de kust. Michael was daar op expeditie voor het toenmalige Museum of Primitive Art in New York, opgericht door vader Nelson Rockefeller, gouverneur van de staat New York en presidentskandidaat. Michael werd nooit teruggevonden. Werd hij gedood door leden van de Asmatstam of opgegeten door krokodillen?
Carl Hoffman startte vijftig jaar later een uitgebreid onderzoek. Hij bestudeerde onder meer honderden brieven en memo’s van de Nederlandse regering en de rooms-katholieke kerk en sprak in de jungle met ooggetuigen van toen. Hoffman komt in dit boek met een aantal opzienbarende ontdekkingen, onder meer over de rol van Nederland als kolonisator, toen Joseph Luns minister van Buitenlandse Zaken was.
Wreed paradijs is een spannend en fascinerend verslag van de clash tussen twee beschavingen, en vormt een belangrijke bijdrage aan de Nederlandse koloniale geschiedschrijving.
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
Dagblad Trouw van 06 oktober 2015
De Rockefeller-zaak moest in de doofpot door Meindert van der Kaaij
Hoe kwam de Amerikaanse miljardairszoon Michael Rockefeller in Nieuw-Guinea aan zijn einde? Journalist Carl Hoffman ontdekte een kwestie die de Nederlandse regering het liefst verzweeg.
Vlak nadat twee Papoea-gidsen met het bericht waren gekomen dat Michael Rockefeller ergens voor de kust van Nieuw-Guinea op zijn omgeslagen boot dobberde, sloeg bij het Nederlandse bestuur de paniek toe. Het was november 1961 en Nederland deed zijn best om Nieuw-Guinea als kolonie te behouden. Slechts nieuws konden ze niet gebruiken. Gouverneur Pieter Platteel liet boten, vliegtuigen, mariniers en politie uitrukken om op zoek te gaan naar de drenkeling.
Deze 23-jarige Rockefeller was niet zomaar iemand. Hij was de jongste zoon van Nelson Rockefeller die weer een kleinzoon was van de puissant rijke oliemagnaat John Rockefeller. Nelson was op dat moment nog gouverneur van New York en zou later vice-president van de VS worden - onder Gerald Ford.
De vader was er eigenlijk de oorzaak van dat Michael terechtkwam in die eindeloze moerassen van een van de buitenwereld afgesloten eiland waar de bewoners al tienduizend jaar op dezelfde manier hun leven leidden. Hij opende in 1957 met veel glamour het Museum of Primitive Art, dat inmiddels is opgedoekt. Zoon Michael, die net zo geïntrigeerd door deze kunst was als zijn vader, kwam in het bestuur en nam de taak op zich het museum te voorzien van voorwerpen.
Hij correspondeerde daarvoor met Adriaan Gerbrands, toen adjunct-directeur van het Museum van Volkenkunde in Leiden die net een expeditie achter de rug had in het gebied van de Asmat. Dat was, zo schreef Gerbrands aan hem, een volk van jagers en koppensnellers die schitterende voorwerpen van houtsnijwerk maakten. Michael raakte ervan overtuigd dat hij naar de Asmat moest gaan.
Avondje koppensnellen
Nederlandse autoriteiten lieten hem bijstaan door antropoloog René Wassing, bestuursambtenaar en de taal van de Papoea's machtig. Zijn eerste expeditie was behoorlijk succesvol, misschien wel te. In ruil voor tabak, kleding, messen en ijzeren bijlen kreeg hij schilden en zogeheten bisj-palen, maar ook beschilderde schedels. Ambtenaren zagen een flinke toename in de handel van vooral beschilderde menselijke hoofden. Er kwam zelfs een verzoek om 'voor één avond' te mogen koppensnellen. Dat werd afgewezen.
Op een van de laatste dagen van de expeditie ging het fout. De twee mannen waren met twee jonge gidsen in een soort catamaran op weg naar het dorp Atsj. Een golf water had de motor onklaar gemaakt, waardoor de boot stuurloos raakte en omsloeg. De gidsen doken het water in om hulp te halen.
De catamaran werd een dag later door vliegtuigen gespot, maar alleen met Wassing erop. Aan boord van het vaartuig dat hem uit zee oppikte, vertelde hij dat Michael op een gegeven moment besloot om naar de kust te zwemmen. De 23-jarige Amerikaan kleedde zich tot zijn onderbroek uit, bond twee lege benzinetanks aan zijn canvas legerriem vast en liet zich in zee zakken. Wassing durfde het niet aan en bleef zitten.
Nog voor Wassing weer in de bewoonde wereld arriveerde, was vader Nelson Rockefeller in een gecharterde Boeing 707, tot de nok toe gevuld met verslaggevers, op weg naar Nieuw-Guinea. In het toestel zat ook Mary, de tweelingzus van Michael. President Kennedy had een telegram met zijn medeleven gestuurd en bood aan om de Zevende Vloot te laten helpen. Even had de hele wereld zijn ogen gevestigd op het anders zo anonieme Nieuw-Guinea.
De zoekacties leverden, afgezien van de vondst van een lege benzinetank die waarschijnlijk van Michael afkomstig was, niets op. Negen dagen na de vermissing van Michael keerden vader en zus gedesillusioneerd terug naar de VS. De Nederlandse staatssecretaris Theo Bot maakte bekend dat er geen hoop meer was dat de man nog in leven was.
De Amerikaanse journalist Carl Hoffman hoorde van het verhaal toen hij in de jaren tachtig zijn in Jakarta wonende vader opzocht. "Het mysterie is me de rest van mijn leven bijgebleven. Is hij verdronken, opgegeten door haaien of - die geruchten gingen toen - had hij zich bij een stam aangesloten? Uiteindelijk besloot ik om uit te zoeken wat er met Michael is gebeurd", zegt hij in een telefonisch interview. De zogeheten 'smoking gun' heeft Hoffman tijdens zijn tweeënhalf jaar durende zoektocht niet gevonden.
Maar de lezer die het boek dichtslaat, kan niet ontkomen aan de conclusie dat Michael Rockefeller in de ochtend van 20 november 1961 door een groep van vijftig man uit het dorp Otsjanep uit zee is gevist en vervolgens werd vermoord en opgegeten.
"Het is een gruwelijk verhaal", zegt Hoffman, "maar daardoor niet minder waar." Belangrijke bronnen voor deze lezing zijn de verslagen van twee Nederlandse paters die in die jaren als missionarissen in Nieuw-Guinea verbleven. Hubertus von Peij kreeg ongeveer een maand na de verdwijning van Rockefeller vier Papoea's op bezoek. Zij wilden wat opbiechten.
Op een ochtend zagen zij, gezeten in hun prauwen, in het water iets bewegen. Eerst dachten zij dat het een krokodil was, maar even later bleek het een tuan te zijn, een blanke man, die op zijn rug zwom en naar hen zwaaide. In de boten ontstond ruzie over de vraag wat zij met hem aan moesten. Voordat die beslecht was had een van de mannen, Pep, de man een speer tussen zijn ribben gestoken. Even later hebben ze hem gedood en een groot vuur gemaakt.
Von Peij vroeg hen naar de kleren die hij droeg. Dat was een vreemde korte broek die zij nog nooit hadden gezien, eentje zonder zakken. Een onderbroek dus. Waar is zijn hoofd, wilde de pater weten. Die hing bij Fin thuis. Een dijbeenbot lag bij Pep, de ander bij Ajim. De botten waren over de mannen verdeeld.
Ruim vijftig jaar later kon Von Peij in zijn Tilburgse woning Hoffman uitleggen hoe overweldigd hij zich voelde toen hij dit hoorde. Hij schreef een rapport en stuurde dat naar apostolisch vicaris Tillemans, de hoogste katholieke geestelijke op Nieuw-Guinea. Die drong erop aan dit aan niemand te vertellen.
Er was bovendien een andere pater, Kees van Kessel, die via andere wegen precies hetzelfde te horen kreeg. Ook hij maakte een rapport en toen hij het verhaal van collega Von Peij hoorde, schreef hij een brief naar het Nederlandse bestuur van het eiland. Hij schreef met hoofdletters: Het is zeker dat Michael Rockefeller is vermoord en opgegeten door Otsjanep. Heel interessant is dat hij ook het motief voor de moord meldde. "En daar werd het pijnlijk voor Nederland", zegt Hoffman.
De aanleiding voor de moord lag in een gebeurtenis van vier jaar daarvoor. De dorpen Otsjanep en Omadesep lagen al sinds mensenheugenis met elkaar in de clinch, op een vrij bloederige manier. In 1957 was het echter uit de hand gelopen, zo vond Max Lapré, werkzaam bij de politie. Lampré was een telg uit een familie die sinds de zeventiende eeuw in Nederlands-Indië had gewoond. Hij was een ouderwetse bestuurder die geen afscheid had kunnen nemen van de koloniale wereld.
De geesten tevreden stellen
Met een groep politiemannen reed hij naar Otsjanep om de daders van de laatste slachtpartij een lesje te leren. De confrontatie liep geheel uit de hand. Vijf Papoea's werden gedood door kogels. Schrijver Hoffman woonde voor zijn boek een maand in Otsjanep en begreep toen wat een schok die kogels teweeg hadden gebracht. "Het doden van elkaar heeft te maken met het tevreden stellen van de geesten in hun wereld. Het is belangrijk dat er tussen de dorpen een balans is. Dat de blanken gingen moorden begrepen zij niet, zeker niet met kogels. De geesten van die vijf vermoorde mannen doolden ergens rond. Hoe moesten zij dat herstellen? Door het ritueel doden van Michael Rockefeller."
Van Kessel en Von Peij kregen te horen dat zij moesten zwijgen over hun ontdekkingen. Van Kessel, die een moeilijke man werd gevonden, moest spoedig terugkeren naar Nederland. Toch leek een van de andere geestelijken op het eiland zijn mond voorbij te hebben gepraat. In de VS verschenen stukken in kranten dat Rockefeller mogelijk was opgegeten door kannibalen.
Dat was het moment dat de toenmalige minister van buitenlandse zaken, Joseph Luns, op het toneel verscheen. Hij kreeg vragen hierover van onder anderen de familie van Michael. Alles was tot op de bodem uitgezocht, beweerde Luns. De ontkenningen haalden overal in de wereld de kranten, dit tot grote opluchting van Luns.
Hij zat immers met een probleem. In november 1961 trachtte Nederland nog uit alle macht om Nieuw-Guinea binnen het koninkrijk te houden, terwijl de Verenigde Naties en de VS vonden dat het eiland naar Indonesië moest. Luns poogde de wereld ervan te overtuigen dat het eiland bij Nederland in goede handen was en dat het beschavingsoffensief zijn vruchten afwierp. Verhalen over koppensnellende kannibalen en een ambtenaar die op koloniale wijze huishield in een dorp, bracht dat idyllische beeld in gevaar. De zaak moest in de doofpot.
Nederland stelde hierna nog wel een onderzoek in onder leiding van Wim van de Waal. Hij vertelde Hoffman een halve eeuw later dat hij met dezelfde bevindingen als de twee paters terugkwam. Hij kreeg de daders zelfs zo ver dat zij hem meenamen in de jungle en daar Rockefellers botten en schedel opdelfden.
Tegen die tijd hing het voortbestaan van de kolonie aan een zijden draadje. "Van de Waal vertelde dat hij werd teruggeroepen uit het dorp", zegt Hoffman. "Hij hoefde geen rapport op te maken. De zak met lichamelijke resten heeft hij overgedragen, niet wetende wat daarmee is gebeurd. In de Nederlandse archieven heb ik niets van het werk van Van de Waal teruggevonden."
Nooit heeft de Nederlandse regering contact opgenomen met de familie Rockefeller over het echte verhaal van Michael, ook niet nadat eind 1962 Nederland het bestuur van het eiland aan de VN had overgedragen. Hoffman zegt dat hij contact heeft gezocht met Mary, de tweelingzuster. "Ik zocht contact, maar heb nooit wat van haar gehoord. Ik denk dat zij vasthoudt aan de optie dat haar broer is verdronken. Ik begrijp dat wel."
http://www.nieuwamsterdam.nl/wreed-para ... hYh9UKtuSo