Religieus conflict in Indonesië

In dit forum kunnen zaken aan de orde gesteld worden betreffende religie en religieuze kwesties in West-Papua
Plaats reactie
Gebruikersavatar
webmaster
Beheerder
Berichten: 1749
Lid geworden op: di 05 feb 2008, 08:00

Religieus conflict in Indonesië

Bericht door webmaster »

Religieus conflict in Indonesië Bron: http://www.kennislink.nl/web/show?id=159776 14/11/2006 SAMENVATTING Indonesië is het grootste moslimland ter wereld. De Indonesische christenen vormen de belangrijkste minderheid. Soms slaat de vlam in de pan en vliegen beide groepen elkaar in de haren. Een lange geschiedenis van wederzijds wantrouwen, angst en jaloezie is de oorzaak, concludeert godsdienstwetenschapper Mujiburrahman in zijn proefschrift. Als een regime ten val komt, is het vaak een onoverzichtelijke chaos. Alles lijkt mogelijk en hoop en angst gaan hand in hand. Allianties worden gesmeed, vijanden uitgesloten en ieder probeert zijn eigen belangen veilig te stellen. Dit is precies wat er gebeurde toen generaal Soeharto in 1965 een staatsgreep uitvoerde. Leger, politieke elite, katholieken, protestanten, seculiere moslims en orthodoxe moslims raakten verstrikt in een spel om de macht. En wat eenmaal in gang is gezet, blijkt moeilijk terug te draaien. De Indonesische Mujiburrahman promoveerde in september 2006 aan de Universiteit Utrecht. In zijn proefschrift laat hij zijn licht schijnen op de relaties tussen moslims en christenen in het Indonesië van Soeharto (1965-1998). Samen tegen de communisten Toen Soeharto aan de macht kwam, wilde hij eerst af van de communisten, omdat hij die beschouwde als een gevaar voor Indonesië. Hiervoor had hij hulp nodig van islamitische en christelijke leiders. Moslims en christenen beschouwden de communisten als vijand omdat ze anti-religieus waren. Zij wilden dus wel meewerken. Maar in ruil voor hun hulp wilden ze wel graag een vinger in de politieke pap. In de nieuwe staat zou een belangrijke rol voor religie moeten worden weggelegd. Zo kreeg religie een plaats in de staatsideologie van Soeharto. ‘Wie niet tot één van de officiële religies (islam, christendom, hindoeïsme of boeddhisme) behoorde, kon worden bestempeld als communist. Veel Indonesiërs bekeerden zich daarom in deze tijd tot de islam of het christendom’, aldus Mujiburrahman. Wantrouwen Zolang er een gemeenschappelijke vijand was, werkten moslims, christenen en de regering van Soeharto samen. Maar nadat de communistische dreiging was weggevallen omdat veel communisten in de gevangenis zaten of vermoord waren, gingen moslims en christenen elkaar als bedreiging zien. De moslims waren bang dat de invloed van de christenen te groot werd, vooral omdat de christenen goede relaties hadden met het machtige leger. Ook vreesden moslims dat de christenen teveel Indonesiërs zouden bekeren tot het christendom. De christenen op hun beurt waren bang dat de moslims een islamitische staat van Indonesië wilden maken. Dit wederzijdse wantrouwen heeft in de periode van Soeharto gezorgd voor talloze debatten over recht, cultuur, onderwijs, staatsideologie en democratie. In Indonesië wonen ongeveer 180 miljoen moslims en 20 miljoen christenen (Bron: Mujiburrahman 2006). Bang voor christenen Moslims zagen en zien de christenen als een bedreiging. Zij maken zich vooral druk om Kristenisasi: het verchristelijken van Indonesië. De moslims waren geschrokken van het hoge aantal bekeringen in de beginperiode van Soeharto. Daarnaast bezaten christenen veel scholen, weeshuizen en ziekenhuizen in Indonesië, ook in gebieden waar vooral moslims wonen. ‘Moslims waren bang dat de christenen deze welzijnsinstellingen gebruikten om bijvoorbeeld arme moslims te bekeren’, meent Mujiburrahman, ‘en ook kregen de christelijke organisaties geld en steun vanuit het buitenland.’ Hierdoor werden christenen met de koloniale tijd geassociëerd, waarin westerse missionarissen Indonesische scholieren alleen lesgaven als ze zich bekeerden tot het christendom en de bijbehorende westerse levenswijze. Om de Kristenisasi te beteugelen, vroegen moslims de regering om allerlei regels en wetten in te voeren. De moslims wilden bijvoorbeeld een verbod op het bouwen van nieuwe kerken, een verbod op het bekeren van moslims en een controle op buitenlandse hulp aan kerken. De regering wilde zowel de moslims als de christenen te vriend houden en reageerde halfslachtig: soms voerden ze een regel uit, soms niet. Daarom bedachten moslim leiders zelf ook allerlei regels (fatwa’s). Ze riepen hun mede-moslims op om bijvoorbeeld geen christelijke feesten bij te wonen en om niet met christenen te trouwen. Als antwoord op deze uitspraken beriepen de christenen zich op de vrijheid van religie, die in de Indonesische grondwet was vastgelegd. De angst voor Kristenisasi lijkt misschien misplaatst: 89 % van de bevolking is moslim, dus een christen meer of minder zou niet zo heel veel uit moeten maken. Maar deze angst speelde zich af tegen de achtergrond van het politieke spel om macht. Christenen hadden nauwe banden met de regerende legertop en konden daarom invloed uitoefenen op het regeringsbeleid. Moslims voelden zich niet gehoord. ‘Eigenlijk voelden moslims zich gemarginaliseerd, omdat ze ondanks hun meerderheid, zo weinig politieke invloed hadden in de eerste twintig jaar van het Soeharto regime,’ schrijft Mujiburrahman. Huwelijken tussen Indonesische moslims (links) en christenen (rechts) worden ontmoedigd. Als een moslim en een christen samen in het huwelijksbootje willen stappen, bekeert één van de twee zich meestal. Bang voor moslims Zoals moslims bang waren voor de macht van de christenen, vreesden christenen de macht van de moslims. De christenen maakten zich het meeste zorgen over een eventuele islamitische staat. Sommige moslims zetten zich in voor een seculier Indonesië, maar andere moslims wilden dat de islam de enige staatsreligie werd. Deze orthodoxe moslims (ook wel santri genoemd) streefden bijvoorbeeld naar de invoering van de shari’a, het islamitische recht. Het leven in een islamitische staat betekent volgens de christenen dat ze tot tweederangsburgers zouden worden gedegradeerd. Om een islamitische staat te voorkomen, wilden de christenen zoveel mogelijk politieke invloed. Mujiburrahman legt uit dat de christenen hun tegenstanders uit het centrum van de macht hoopten te houden door samen te werken met het regerende leger, dat bekend stond om zijn nationalistische en anti-santri houding. Ook hadden een aantal katholieke leiders erg goede relaties met belangrijke generaals, waardoor ze invloed konden uitoefenen op regeringsbeleid. Deze allianties maakten de moslims achterdochtiger, maar het werkte wel. Dat wil zeggen, tot het einde van de jaren tachtig. Toen zocht Soeharto toenadering tot orthodoxe moslim leiders (omdat hij zelf conflicten had met het leger, en steun van nieuwe vrienden nodig had). Daarna stemden Soeharto en zijn regering steeds vaker in met moslim eisen, bijvoorbeeld door het aannemen van een wet die christelijke leraren verbiedt religieonderwijs te geven aan moslimleerlingen. Volgens Mujiburrahman werden de relaties tussen Soeharto en de orthodoxe moslims in de jaren negentig steeds hechter en liep het conflict tussen moslims en christenen hoger op. De politieke spanningen vonden een uitlaatklep in rellen tussen christenen en moslims. Er gaan stemmen op voor religieuze tolerantie en dialoog. En nu? Het spel om politieke macht wordt vooral gespeeld door politieke leiders. Maar vaak wordt de bevolking meegezogen in dit spel. Als invloedrijke personen zoals priesters en imams maar vaak genoeg herhalen dat de ander de vijand is, gaan mensen dat uiteindelijk wel geloven en worden ze ook echt vijanden. Wat begon als een machtsstrijd onder de politieke elite, maakt dat buren elkaar geen moskee of kerk in de buurt gunnen. De angst voor Kristenisasi en een islamitische staat zijn onderdeel geworden van het moderne leven in Indonesië. In 1998 viel het regime van Soeharto. Wederom ging de politieke omwenteling gepaard met onrust en strijd. Politieke frustraties die door Soeharto waren onderdrukt kwamen aan de oppervlakte. Er braken rellen uit tussen studenten en het leger; sommige provincies streden voor onafhankelijkheid; en moslims en christenen bevochten elkaar. Op Ambon en andere Molukse eilanden braken in 1999 en 2004 rellen uit die aan duizenden mensen het leven kostten. De verhoudingen tussen moslims en christenen zijn nog steeds gespannen. Toch is er ook reden voor hoop. Martin van Bruinessen, hoogleraar hedendaagse moslimsamenlevingen aan de Universiteit Utrecht, stelt het als volgt: “Ondanks de wederzijdse achterdocht vliegen moslims en christenen elkaar juist meestal niet ‘in de haren.’ En er zijn in Indonesië ook meer vriendschappen over religieuze scheidslijnen heen dan je ergens anders in de wereld aantreft. De conflicten zijn reëel genoeg, maar ze zijn een deel van het verhaal.” Moslims en christenen leven dus het grootste gedeelte van de tijd vreedzaam met elkaar samen. Volgens Mujiburrahman gaan er ook stemmen op voor meer religieuze tolerantie en dialoog. Sommige islamitische en christelijke leiders zijn hard bezig de kloof tussen moslims en christenen te overbruggen en preken tolerantie en respect. Maar de gevoelens van wantrouwen, angst en jaloezie die voortkwamen uit de strijd om politieke macht tijdens het Soeharto regime, zitten diep. Bron: Mujiburrahman (2006). Feeling Threatened. Muslim-Christian Relations in Indonesia’s New Order. Amsterdam: ISIM/Amsterdam University Press.
Plaats reactie